C2C, gele ontwikkelingen (energie) en web 2.0
Vorige week woensdag (oktober 2008) was ik voor de eerste keer bij een netwerk bijeenkomst voor mensen die zich bezighouden met cradle to cradle. Klinkt weinig wervend eigenlijk, als ik het zo zeg. Toch was het tamelijk enerverend. De avond werd afgetrapt door organisator Cees van Straten, adviseur Leren voor Duurzame Ontwikkeling (SenterNovem). Hij kreeg aan het eind van de netwerk bijeenkomst terecht een applaus voor zijn inzet en enthousiasme.
de bijeenkomst
Hans Havers (Evoke) schetste een beeld van waar we staan in Nederland als het om cradle to cradle gaat. Hij is er vanaf het eerste uur nauw bij betrokken en kent Michael Braungart al van voordat cradle to cradle was bedacht. En is cradle to cradle nu een hype? De mensen uit Zwolle hadden veel vragen en bleken redelijk stijl in de leer. Zo ook de man uit Rotterdam, die van aanpakken hield en zich afvroeg hoe we de kwaliteit waarborgen. Welke kwaliteit, welke leer? De leer van Michael Braungart natuurlijk.
In het tweede gedeelte van de bijeenkomst was Douwe Jan Joustra, senior adviseur bij het Competentiecentrum Transities, aan het woord. Hij wist de aanwezigen goed te boeien met voorbeelden en vooral een heldere kijk op de zaak.
het debat
Na de informele bijeenkomst gingen we een paar deuren verder naar Tumult, waar het debat dit keer in het teken stond van Cradle to cradle en de gevolgen voor de economie. Het debat werd op een innemende manier geleid door Pieter van der Wielen, presentator Noorderlicht Nieuws en Dat kan beter!. Jammer genoeg werd het aanvankelijk toch een welles-nietes debat, waarbij sceptici, zoals Chris Dutilh, Milieucoördinator Unilever Benelux, en ook Ernst Worrell, hoogleraar Energy materials and the environment aan de Universiteit Utrecht helaas bleven steken in hun scepticisme en Hans Havers als een hoofdschuddende apostel van Michael Braungart het debat niet naar nieuwe inzichten konden brengen. De eerder genoemde afdeling Zwolle roerde zich nog met kritische vragen en gelukkig doorbrak Douwe Jan Joustra vanuit het publiek op tijd deze teneur in het debat.
Waar ging het om? Cruciaal in vraagstelling over duurzaamheid, of dat nu cradle to cradle heet of niet, is dat acceptatie door de markt de doorslag kan geven (me dunkt) en dat de consument niet wil (Chris Dutilh) of dat de consument aarzelt bij gebrek aan goede voorlichting en/of alternatieven (voorstanders C2C). Maar uiteindelijk komt het erop neer dat alles draait om energie. We kunnen recyclen, of mooier nog: upcyclen, maar de voordelen op het gebied van afval en grondstoffen wegen volgens de sceptici niet op tegen de belasting door de energie die het kost.
de overvloed
Cradle to cradle hangt de filosofie aan, dat er genoeg is, of overvloed zelfs, maar dat we daar momenteel niet goed mee omspringen. We plegen een uitputtende roofbouw, op het gebied van grondstoffen en energie, maar, zoals we recent ervaren, ook op financieel gebied. De kredietcrisis is een gevolg van roofbouw. Cradle to cradle is een denkwijze en een handelwijze die af wil van die roofbouw. En dat grijpt in op alle processen, een integrale aanpak zodoende. En daar zie ik een overeenkomst met Web 2.0, dat met de mogelijkheden van participatie, prosumentisme, co-creatie (en re-creatie / remixen), sociale media en uitgangspunt van abundance een sterke parallel vertoont. Vreemd genoeg was er niemand die het daarover had, noch over de filosofie van overvloed, noch over de connectie (en inzetbaarheid!) van Web 2.0.
gele ontwikkelingen
Daarna had ik een gesprek met Bob Zijderveld, de man achter ideeVROM, over de plek van energie binnen ruimtelijke ontwikkeling [noot (2018): het toenmalige ministerie van VROM is opgegaan in andere ministeries; dit onderwerp zou nu ws. het best passen bij het ministerie van Economische zaken en Klimaat (EZK)]. De gedachte is dat hierbij doorgaans de ‘rode ontwikkelingen’ (huizenbouw) de ‘groene’ (natuur) en de ‘blauwe’ (waterberging e.d.) moeten bekostigen; anders is het voor private projectontwikkelaars geen haalbare kaart. De overheid kan echter niet overal het risico nemen en heeft daarvoor ook niet het budget. Hoe dan toch verregaande duurzame projecten op het gebied van ruimtelijke ordening te stimuleren? Mijn suggestie was om ook ‘gele ontwikkelingen’ mee te nemen in de planvorming. Dat wil zeggen: bij elke ruimtelijke projectontwikkeling kijken welke kansen, voordelen (en besparingen) op het gebied van energie te behalen zijn. En dan denk ik aan grootschalige winning van zonneenergie, windenergie, aardwarmte, waterenergie, landbouw van biobrandstoffen, met hopelijk nieuwe technieken. Dan zou er niet altijd huizenbouw nodig zijn, of als dat nodig is, kunnen de meerkosten voor duurzaam bouwen opgebracht worden door extra energieproductie. We moeten niet alleen onze denkkracht stoppen in het efficiënter produceren van energie zoals we nu doen, maar vooral ook bedenken hoe we de overvloed aan energie kunnen benutten.
Dan is cradle to cradle niet een hype, maar een containerbegrip voor een nieuwe generatie duurzaamheidsdenken, of misschien wel de (tijdelijke) benaming voor deze transitie, evolutie of hoe je het noemen wilt. En gaat cradle to cradle blijven? Niet als naam, verwacht ik, want als het goed is, staat succes van cradle to cradle de eigen innovatie niet in de weg en dan kan ook de naam veranderen, met de tijd mee.