weblogs: versnellers van kennis en innovatie
Als ik over weblogs begin, denken veel mensen aan een steeds groter wordende modderstroom van persoonlijke wissewasjes, amateuristisch nieuws en/of ongeremde scheldpartijen. Klopt, voor wie wil is dat overvloedig aanwezig. Dat betekent niet, dat er geen goede voorbeelden zouden zijn van weblogs die wel werken.
Want die zijn er wel degelijk, en ook die stroom groeit. En die bevinden zich niet alleen in de hoek van marketing, reclame en andere communicatie (sic) of bloggende CEO’s. Ik geef graag twee recente voorbeelden uit eigen praktijk. De één in het onderwijs, de ander gerelateerd aan innovatie en de overheid. Beide als consultant bij Tinker Imagineers, wat maar weer eens bewijst hoe leuk het is om op een heel breed vlak werkzaam te zijn.
Sinds 6 september ben ik op donderdagmiddag als gastdocent verbonden aan de Reinwardt Academie, een HBO opleiding museologie (en tentoonstelling maken) aan de Amsterdamse Hogeschool van de Kunsten (AHK). Het gaat om en minor communicatie en ecultuur. En dat binnen het domein van erfgoed. Er zit ook een aantal studenten van de opleiding Instituut voor Media en Informatie Management (HvA) bij. Die hebben iets minder met erfgoed, maar dat is geen enkel bezwaar.
Ik vind dat erg bijzonder om te doen, les geven. Of eigenlijk geef ik niet echt les, want ik weet niet hoe dat moet, maar ik probeer interessante en relevante onderwerpen aan te dragen, toe te lichten en daarover met de studenten in gesprek te zijn. Op mijn beurt nodig ik weer gastsprekers uit voor specifieke expertise en zo hebben we over de duur van negen weken een soort vervolg-conferentie c.q. seminar.
Eigenlijk lijkt wat we daar doen op Web2.0. Ik entameer wat onderwerpen, hergebruik wat andere experts en ervaringsdeskundigen daarover zeggen, voeg er eigen ervaringen en commentaren aan toe, verbind dit met aanverwante onderwerpen en dat doen de studenten ook. Kennis uitwisseling, kennisdeling, samenwerken, etc.
We maken daarbij zoveel mogelijk gebruik van een ‘open source’ methode. De onderwerpen van de les komen op ons weblog (we zijn allen administrator, dus een groeps-weblog), presentaties zet ik -indien mogelijk- online, en we proberen soms onderwerpen op te delen en met andere items samen te voegen (mash-ups). Dat weblog zijn we tijdens de les begonnen, in tien minuten was het weblog een feit. En ook anderen kunnen daarbij participeren, door te reageren, suggesties te doen, etc.. Volop gebruik maken van User Generated Content zodoende.
Vooralsnog heeft dat geresulteerd in een extreem steile leercurve bij mijzelf. Voorbeeld: eindelijk begrijp ik een beetje wat augmented reality is en hoe de stand van zaken op dat gebied is (dat laatste beïnvloedt het begrip aanzienlijk, ik dacht eerst ‘wat moet je ermee?’ maar er is nu zoveel mogelijk!). Ik ververs mijn kennis en die wordt aangevuld (augmented) met die van de studenten. Het weblog helpt daarbij. Bovendien kan ik via de beheer-zijde van het weblog monitoren wie welke bijdrage doet, hoe het bezoek verloopt (in de aanloop naar donderdagse les en toename van bezoek…) en heb tot mijn verrassing geconstateerd dat we in twee weken tijd zo’n vijfhonderd bezoeken aan het weblog hebben gehad. Voor een deel zijn we dat zelf (geeft de betrokkenheid weer), voor een deel zijn het ook mensen van buiten onze club.
Pas op de plaats: een weblog kost veel tijd, zeker in de eerste weken. Een leeg weblog is weinig aantrekkelijk. Redactie, dus het bepalen van de toonzetting, wijze van schrijven, keuze van (binnenlokkende) titels, van onderwerpen (en categoriën, tags!), leggen van connecties met andere informatiebronnen, gast-‘columns’, veelvuldig en vlot reageren op reacties, zelf reageren bij anderen, etc. is ook van cruciaal belang. Interactie = redactie. Een weblog veroudert snel, dus je moet blijven aanvullen.
Het scheelt als je het met een groep doet. Maar niet elke groep leent zich daarvoor. Voor het (hoger) onderwijs zie ik echter veel voordelen (en tijdsbesparing op den duur).
Een weblog kan overigens in het basisonderwijs heel goed de talloze briefjes met mededelingen vervangen, die de kinderen mee naar huis krijgen en doorgaans verkreukeld en vol vlekken arriveren. Het kan ouders meer betrekken bij het onderwijs en bij de school, biedt veel mogelijkheden voor toelichting en verdieping van de lesstof en thema’s, voor inspiratie, voor trots (schilderijen, gedichten, filmpjes van de kinderen), helpt bij het organiseren van ouder-participatie (“wie kan er rijden”) en kan dienen tussen scholen onderling om best-practises uit te wisselen. Een paar jaar geleden heb ik geprobeerd een pilot te starten bij de basisscholen in Alkmaar. Dat waswaarschijnlijk iets te vroeg, nu zou er vast meer draagvlak (bekendheid) voor zijn.
Gisteravond kreeg ik een opbeurende mededeling. In het begin van het jaar heb ik, samen met de Maatschap voor Communicatie, het Ministerie van V&W geadviseerd over de inzet van Web2.0 middelen (online community) ten behoeve van de innovatie (even heel kort gezegd), waarvoor twee jar geleden al de Club van Maarssen was opgericht. Nu is er een netwerk online, met een daaraan gekopeld “blogzine”. Dit is bedoeld om intersectorale contacten te bevorderen, verbindingen tussen overheid, kennisinstellingen en bedrijfsleven te bevorderen en intensief aan kennisuitwisseling te doen. Dit in aanloop naar een groot evenement in november, met de bedoeling om het evenement als mijlpaal, maar niet als einddoel te zien.
Belangrijk aan het blogzine is, behalve kennsiuitwisseling, de inspiratie die er vanuit gaat. Lezen over innovatie, stimuleert en kan op goede ideeën brengen. Een simpel gegeven. Wat betreft de inspiratie zou het nog iets smeuïger mogen, opwindender. Ook zou het netwerk op den duur opengesteld moeten worden voor meer mensen buiten de sectoren van Verkeer&Waterstaat, omdat juist ook impulsen van buiten het ‘gebied’ voor vernieuwing kunnen zorgen. Maar dat is fase 2.
Twee voorbeelden van de versnellende werking van weblogs.