= X-media club # 2
2. MEDIAHUIS > content producent
wat is/doet een mediahuis?
Propositie 1: Onder mediahuis versta ik hier een producent van content voor (diverse) media. Wat een mediahuis volgens die definitie doet, is content produceren. Een mediahuis kan deze content echter ook distribueren (uitzenden, print distributie, telecom aanbieders). Voortaan te noemen: (media-)content producent.
Het crossmedia-fonds van van den Ende en Deitmers richt zich niet alleen op mediabedrijven, maar ook op de daaraan gerelateerde sectoren internet, telecom en technologie. “Alles kruipt naar elkaar toe (convergeert), afnemers van toen, zoals de kabelbedrijven, zijn nu onze concurrenten”, aldus Deitmers.
Propositie 2: Er zal met name behoefte zijn aan nieuwe bedrijven en initiatieven, die crossmediale concepten te bedenken. Of simpel gezegd concepten die niet aan 1 medium gebonden zijn, maar inspelen op de cumulatieve werking van het verspreiden via verschillende media. Zij zullen, op zichzelf of in wisselende allianties, een adviserende rol gaan spelen t.o.v. de grote aanbieders en adverteerders. Hierdoor gaan nieuwe kennis- en creativiteitsnetwerken ontstaan.
Televisie en radio blijven voorlopig nog de aanjagers van de massa. Alleen de consumenten die echt ge-nteresseerd zijn, zullen doorklikken om product specifieke informatie op te vragen. Maar de adverteerder heeft 1 garantie: de consument die dat doet heeft daadwerkelijk interesse.
Zaak is dus om te komen tot een integratie, liefst binnen 1 scherm en met 1 kastje (modem, inclusief settopbox, inclusief game console, inclusief É), van televisie en internet. Hoe interactief we een televisie ook maken, een complete internet functionaliteit erin opnemen, lijkt vooralsnog niet te verwezenlijken. Andersom is de integratie al een feit. Toegegeven, de beelden zijn niet altijd even mooi en het hort nog wel eens, maar dat is een kwestie van eerder 1 dan 5 jaar. Dat is bij (interactieve) televisie andersom.
Propositie 3: Het crossmediaal verspreiden van content en het (daarin) integreren van user generated content betekent dat er redacteuren (c.q. vormgevers, regisseurs, editors) moeten worden opgeleid die deze content crossmediaal kunnen creeren/redigeren. Deze ‘redacteuren’ dienen moeiteloos te kunnen switchen tussen diverse locaties, motivaties, occupaties en tijdstippen.
POLL:
1. mediahuizen moeten veranderen. Niemand zit nog te wachten op de zoveelste Te land ter zee en in de lucht. Het is tijd voor digitale interactiviteit.
2. mediahuizen moeten alleen doen waar ze goed in zijn, in plaats van krampachtig te proberen interactieve concepten te bedenken. Laat dat over aan kleine vernieuwers
In NRC van zaterdag 21 januari 2006 staat een interview met Frank de Jonge van IdtV. Hij betoogt: “Het tv kijken met vertraging, via internet, heeft enorme gevolgen voor de economische en sociale functie van televisie. Over twee jaar bestaat het achtuurjournaal niet meer. Jij, de kijker, bepaalt wanneer je kijkt. En dan kijken we niet meer met z’n allen om acht uur. En jij bepaalt hoe je kijkt. Het monopolie van de broadcasters verdwijnt. Ook Audi of Albert Heijn kunnen televisie aanbieden. Er komt televisie van organisaties die mensen weten te binden met een bepaald thema, bijvoorbeeld de ANWB of het Wereldnatuurfonds, maar ook de Postcodeloterij. In Engeland hebben voetbalclubs als Chelsea en Arsenal al hun eigen kanaal.Ó
ãHet probleem wordt het bereik. Want hoe kan je in zoÕn medialandschap nog mensen bereiken? Hoe kan je nog massa genereren op de diverse mediaplatforms? Op dit moment kan dat nog door met televisie naar het internet te verwijzen. Ons televisieprogramma Campinglife trekt met iedere aflevering meer dan een miljoen kijkers. Toen het, bij een reportage over Denemarken, de kijkers uitnodigde om op internet verder te kijken, waren de Deense campingreizen van Vacansoleil binnen twee dagen uitverkocht.Ó
ãVoor adverteerders hoeft het wegvallen van brede tv-kanalen geen probleem te zijn, omdat ze met nieuwe, interactieve mediavormen weten wie ze bereiken. Ze bezitten dan de ip-computeradressen, de adresgegevens of de profielen van degene die de boodschap bekijkt en kunnen daarmee in contact treden.Ó
ãMaar al deze veranderingen hebben ook grote gevolgen voor de manier waarop mensen informatie delen. De kans wordt bijvoorbeeld steeds kleiner dat Õs ochtends op het schoolplein het gesprek tussen de ouders over een tv-programma gaat dat iedereen heeft gezien. Terwijl het voor de ontwikkeling van de moraal en de ethiek en de werking van het democratisch proces onontbeerlijk is dat er momenten zijn van gedeelde kennis, opinievorming en debat op basis van die kennis.
Toevoeging: publieke omroep
Dit is een heikel onderwerp dat ik liever zou vermijden, maar er zijn twee dingen die ik toch wil opmerken.
Frank de Jonge vindt het zonde dat de publieke omroep zo bezuinigt op nieuwe media. Doordat het publieksbereik nog steeds dominant is in de discussie over de publieke omroep worden alle middelen aangewend om marktaandeel te behouden en verlies aan reclame-inkomsten te beperken op televisie. De publieke omroep kan juist investeren in nieuwe media en een beslissende voorsprong nemen op de commerci’le omroep omdat voor de publieke omroep winstgevendheid niet in het geding is. Daar liggen kansen om groepen uit de samenleving te binden, om informatie over te dragen en om een dialoog aan te gaan; juist de taak van de publieken.
William de Bruijn van vproÕs Tegenlicht heeft het over een diagram waarbij hij het publieke tegen het private domein afzet en Internationaal tegenover Nationaal zet. En in welk kwadrant bevindt zich dan de vpro, is de vraag. Welke implicaties heeft deze positionering en is die op termijn te handhaven?
Bij een omroep als de vpro is naar mijn idee het product in orde, afgestemd op een doelgroep die verdieping en achtergrond wil. Daar zou nog meer diversificatie in kunnen, dus beter doelgroep onderzoek. Het is zonde dat er zoveel geld en tijd en enregie verspild wordt aan het weeklagen dat het allemaal minder wordt met de publieke omroep. Dat idee is gewoon achterhaald en moet herzien worden. Stop daarin je aandacht.
Verder schort het aan de financiering, vanwege afhankelijkheid van het publieke bestel. De vpro zou dan moeten uitzien naar nieuwe allianties, bijvoorbeeld een onderdeel worden van PCM of gelieerd raken aan een kennisinstituut als de universiteit. En bedrijven die in toenemende mate moeten werken aan geloofwaardigheid (mede onder invloed van weblogs) en maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn gebaat bij een omroep of mediahuis dat daarin, onafhankelijk, kan voorzien. De vpro als TNO of KEMA keur.
Het gaat vast niet precies zo veranderen. Maar dat er, ondanks een blijvende behoefte aan traditionele content via traditionele kanalen, veel gaat veranderen, staat voor mij buiten kijf. Het zal overigens niet de eerste keer zijn dat de gebruiker hierin een actieve rol zal spelen door bepalde producten te weigeren dan wel te omhelzen. “Wat valt er voor mij te halen,” is de cruciale gedachte.