Kinderen willen de advertising in
Een paar jaar geleden werd ik in een galerie benaderd door een bevriende kunstenares. Ze werkte als office manager (onder andere) bij een fotostudio en ze zocht modellen. Ik voelde me uiterst vereerd. Toch deed ik geoefend nonchalant; ik ben een man van de wereld en weet me dienovereenkomstig te gedragen. Ze vertelde vlug dat ze allerlei karakteristieke mensen zochten, groot dik en dun. Dat relativeerde het nogal. Ik vroeg me af in welke categorie ik zou worden ingedeeld (alsjeblieft niet bij de Theo’s…). Of ze een paar foto’s van mij mocht maken, vroeg ze. En ze deed het meteen. In haar geval vond ik dat niet onoverkomelijk. Met een direct teruggekeerde realiteitszin gokte ik toch nooit te worden uitgekozen. Na een maand, of twee, werd ik gebeld door de bevriende kunstenares. Ze zochten bij de fotostudio misschien wel mijn type, maar vooral ook een jongentje van een jaar of zeven, acht. Om kort te gaan, mijn zoontje had zijn eerste klus als fotomodel. Dat was voor de prospectus van een regionale uitgever. Bij de fotoshoot kreeg hij ook een zogenaamde moeder. Als ik niet reeds gelukkig getrouwd was geweest, had ik deze constructie best definitief willen maken. Kort daarop kwam de volgende klus voor mijn zoon. Ditmaal was C1000 de opdrachtgever. Misschien herinnert iemand zich nog het actiethema uit die tijd "December. Maak er iets moois van", maar erg waarschijnlijk lijkt me dat niet. Daar hing hij op billboards in de supermarkten, met een enorme tros druiven en een blauwe hair-extension die niet geretoucheerd werd. Mijn zoon heeft daar een leuk zakcentje aan overgehouden. Hij vond het een erg boeiende ervaring, maar na twee keer had hij het wel gezien. Nog geen jaar later belde de kunstenares opnieuw. Ditmaal werd ik zelf gevraagd. Het was voor een fotoshoot t.b.v. Funda. Samen met de toenmalige nepmoeder van mijn zoon, die inmiddels zwanger was (van haar vriend) deden we alsof we een businessmeeting ten kantore van Funda aan het beeindigen waren. Het pak dat ze voor mij gereserveerd hadden, moest van achter met tape en knijpers bijeen gehouden worden en voor de juiste verhoudingen ten opzichte van mijn neppartner stond ik op een kleine verhoging. Bij Blogfonk is onder de titel "kids love to work in advertising" een filmpje te zien, waarop de kinderen vertellen hoe ze later de media en de mensen naar hun hand zullen zetten. Eerlijk gezegd was ik jaren eerder al eens aangesproken door iemand van een castingbureau, een aardige dame. Ik deed mee aan een demonstratie van kunstenaars tegen de introductie van de WIK-regeling, pal voor de Stadsschouwburg in Amsterdam. Ze zei dat ze iemand zocht voor een reclamespotje voor Amstel. Niet die van de vrienden, helaas. Het ging om het spotje van de vuurtorenwachter met Amstel 1870. Het castingbureau had een locatie nabij het clubhuis van de Hells Angels. Daar hadden ze best zo’n vuurtorenwachter met bier-attitude vandaan kunnen halen. Een voor een liepen de aanwezige mannen in hun hemd te doen alsof ze een heel zwaar rad moesten voortduwen. Dat leek me niets, ik was ongeveer de helft in breedte van de aanwezige mannen. Dus ik liep vrolijk mijn rondje met het denkbeeldige rad. De regisseur drukte me op het hart dat het een erg zwaar karwei was. Ik antwoordde dat ik heel erg sterk was. Wederom denkbeeldig. Zoekend naar C1000 kwam ik nog een aardige pagina met het volgende persbericht tegen :Amsterdam, 12 mei 2005 – Supermarkt C1000 heeft met haar reclamepromotie ‘C1000 en 1 nacht’ de Headvertiser gewonnen. Deze reclameprijs van Genootschap Omen est Nomen wordt voor het eerst uitgereikt aan de ‘leukste’ reclameheading met (taal)humor erin. Priva, leverancier van klimaatbeheersing-producten in de tuinbouw, scoort met hun (inmiddels vervangen) pay-off ‘De plant is koning’ de tweede plaats. Drie maanden lang werden er op de reclamische taalweblog Omen est Nomen door de redactie en lezers allerlei reclameslogans genomineerd voor de Headvertiser. Maar liefst 25 nominaties streden om de twijfelachtige eer deze prijs binnen te slepen. Met zulke zaken wil ik mijn zoon vooralsnog niet opzadelen.