Wachten op onverwachte regen
Iedereen wil schuilen voor de regen.
behalve de biljoen gesloten knoppen
die nog bloesemen moeten. Je gelooft het amper.
treurig lijken ze en barstensvol daarbij
met het opgewekte aangezicht van de lente.
Laat je wangen langzaam drogen aan de wind
er komt een rijke geur van zonnig hars voorbij
uit een naaldbos dat ’s zomers uit z’n voegen knalt.
Hier ontstaat de prehistorie waar je bij staat
met een nog ongekende ingehouden adem…
Jouw ranken die zullen klimmen tot in
het ongerijmde, om jouw bloedeigen vinger, ergens
op een onbekende plek, waar ik als uitgestorven steekmug
eeuwig vervat in barnsteen ben, vredig
want zo deert de regen niet; laat maar vallen.